Willem Riesenkamp:
"Betrokkenheid is een eerste vereiste" |
Willem Riesenkamp geniet sinds afgelopen voorjaar van zijn pensioen. Willem werkte tot dat moment als coördinator crisisbeheersing bij Rijkswaterstaat. Zijn inzet voor de CRW is enorm geweest; zo leverde hij vele bijdrage aan diverse overlegvormen op operationeel en tactisch niveau. We kijken terug met Willem.
Als Rijkswaterstaat-medewerker was Willem sinds 2005 betrokken bij de incidentbestrijding op de Waddenzee. Over het verschil tussen de periode voordat de CRW-samenwerking tot stand kwam en het moment in 2022 waarop hij zijn werkzaamheden voor de RWS afsloot zegt hij: “Het CRW-convenant dat in januari is 2006 getekend, kwam voort uit een bijeenkomst genaamd Zwart Getij op Terschelling. De aanwezigen maakten zich – met goede redenen – ernstig zorgen over het mogelijke optreden van de verschillende overheden bij een groot incident op de Waddenzee. Dat moment viel ongeveer samen met de start van mijn functie als crisiscoördinator bij Rijkswaterstaat. Vanuit Provinsje Fryslân had Ron Veenstra destijds de opdracht om het CRW-convenant op te pakken en leven in te blazen. We waren beiden nieuw in dit taakveld en hebben elkaar redelijk snel gevonden. Destijds was de CRW nog pril en zoekend. Nu zie ik de samenwerking als volwassen, maatschappelijk en bestuurlijk gedragen. Een crisis kan een bestuurder of organisatie maken of breken.”
Nadrukkelijk op de agenda
In de afgelopen jaren liet het incident met containerschip MSC Zoe zonder twijfel de meeste indruk achter bij Willem. En dan vooral de aard en omvang. “Die was heel groot en zichtbaar, anders dan wanneer een schip midden op zee zinkt. Publiek, vrijwilligers en media speelden een duidelijke rol. De inzet van vrijwilligers is daardoor en daarna nadrukkelijk op de agenda gekomen bij alle partijen binnen de CRW.”
Ook de olievervuiling bij Oudeschild op Texel was intensief. “Achteraf bleek uit onderzoek dat we impact op het mariene ecosysteem hebben beperkt door de olie in de haven relatief snel op te ruimen. Er was kort daarna namelijk nog zaadval in de haven dat tot wasdom kon komen. Was het twee weken later gebeurd of was de olie later opgeruimd, dan zou het ecosysteem voor langere tijd stuk zijn geweest.”
Opgaande lijn
“Eigenlijk hebben alle incidenten die ik vanaf 2006 heb meegemaakt, wel bijgedragen aan het verbeteren van de aanpak van incidenten. Ik ben wel blij dat we niet meteen in 2006 al een incident met de omvang van die met de MSC Zoe voor de kiezen hebben gehad. Er zat een opgaande lijn in zowel de zwaarte van de klappers als in de respons. Dit soort incidenten zijn en blijven toch een ongecontroleerde gebeurtenis, waarbij vaak sprake is van te weinig, teveel of verkeerde informatie, zoals geruchten en fakenieuws. Die moet je eruit filteren om tot een besluit te komen.”
Onmisbaar
Willem ziet duidelijk meerwaarde in het CRW-netwerk en de onder de CRW ingerichte overleggen. Daarom was hij daarbij ook nauw betrokken. “Bij alles wat ik heb gedaan op het gebeid van incidenten- en crisisbestrijding ervaar ik de CRW als onmisbaar. Laatst was ik nog bij een door de CRW georganiseerd havenmeesteroverleg. Daar hoorde ik over een geweldige mooie samenwerking tussen verschillende partijen in Harlingen om de lozingen bij bunkeren tegen te gaan. Een ketenbenadering, waardoor het nu een stuk minder goed mogelijk is om uit slordigheid te lozen bij bunkeren. Dit was een samenwerking tussen verschillende partijen, deels binnen en deels buiten CRW-verband. Het milieu wordt hier beter van, geweldig! Andere havens zijn nu ook geïnteresseerd. Het is maar een voorbeeldje, maar een probleem dat al tientallen jaren speelt, wordt nu fors gereduceerd. Dat zie je bij Rijkswaterstaat terug in het aantal meldingen.”
Stappen gemaakt
Op de vraag waar de CRW in de toekomst aandacht aan zou moeten besteden, zegt Willem: “Volgens mij zijn dat zaken die je in eerste plaats in een groepje moet doen, omdat er altijd meerdere invalshoeken zijn. Die moet je eerst bij elkaar brengen voordat je een verbeterrichting kunt bepalen. Hoewel het regelmatig taai was, hebben we in de afgelopen jaren met dat verbetertraject al hele stappen gemaakt. Vroeger kwam je bijvoorbeeld niet eens tot evalueren. Nu is dat veel gebruikelijker, dat is al winst. Het doorvoeren van verbeteringen uit een evaluatie is lastig; het gaat soms immers over personen, teams of organisaties. Twijfel of onzekerheid horen bij incidentbestrijding. De één pakt iets op, de ander wacht af. Voor beide is wat te zeggen, dus is een waardeoordeel ook moeilijk te geven. Ik denk dat het al een stuk scheelt als je niet hoeft te gaan voor een goed of het beste besluit, al is dat natuurlijk wel wenselijk. De minimale vereiste aan een besluit is dat het verdedigbaar is. Oftewel: het is uitlegbaar en ander professionals kunnen zich voorstellen dat je het besluit zo neemt. Plichtsverzuim, blind of onnadenkend besluiten, onbekwaamheid – bijvoorbeeld door alcoholgebruik – en dergelijke kan dus duidelijk niet door de beugel.”
Terugblikken in verhaalvorm
Binnen Rijkswaterstaat maakte Willem ook deel uit van de Landelijke vakgroep Evalueren, Verbeteren en Monitoren van de afdeling Crisismanagement. “Daar is in de afgelopen twee jaar een mooie groei geweest: wanneer evalueer je, voor wie doe je het, wat is je eigen positie en welke werkvormen zijn het meest geschikt?” Bij dat laatste heeft Willen nog een lans gebroken voor ‘narratief evalueren’; terugblikken in een verhaalvorm. Dat raakt soms beter en blijft beter hangen dan lijstjes met procespunten afvinken. “Mijn uitgangspunt is dat als operationele eenheden goed zijn toegerust, het voor de tactische en strategische lagen al meteen een stuk rustiger is.”
Terugverdiend
Voor meerdere grotere watergebied – zoals het IJsselmeer, de Zeeuwse Delta en de Waddenzee – zijn bovenregionale afspraken over de samenwerking met de veiligheidsregio’s en andere partners op gebied van incidentbestrijding. Willem: “Als er niets gebeurt, wordt al gauw gezegd dat het misschien een tandje minder kan. En als er wel wat gebeurt en het erop aankomt is iedereen al snel verontwaardigd, daarbij gemakshalve vergetend dat het bezuinigingsmes vaak enthousiast is gehanteerd.”
Maar dankzij investeringen en goede voorbereiding kan het ook anders lopen. “Neem de wateroverlast rond de Maas in 2021. In Duitsland en België was de ellende door de enorme hoeveelheid heftige regen veel erger dan in Nederland, met tientallen doden en enorme schade. In Nederland hebben allerlei partijen alles gegeven om te voorkomen dat er dijkdoorbraken optraden. Met dank aan het langlopende programma als Ruimte voor de rivier en de Maaswerken is in de jaren daarvoor heel veel gedaan om een grote piekafvoer aan te kunnen. Dat heeft miljarden gekost. Maar door één grote piekafvoer heeft die investering zich terugverdiend! Dan ben ik trots op de civiele techniek, het vakgebied waar ik ooit voor heb geleerd. Maar goed, dat is de preventieve kant.”
“Bij het optreden in 2021 waren er wel misverstanden, onduidelijkheden. En de expertise was niet overal passend in de multidisciplinaire teams. Een voorbeeld: de één denkt bij overstromingsrisico’s in m3 per seconde, de ander in waterhoogten. Dat is wel om te rekenen, maar dat kost tijd. En als je geen kennis hebt van water en er moet een besluit komen over wel of niet evacueren, dan geloof ik dat je op zo’n moment wel met een knoop in je maag zit. Alleen gaan waterdeskundigen niet over evacueren.”
Uitgestoken hand
Rijkwaterstaat heeft een nieuwe crisisstructuur voor de hulpverlening op de Waddenzee. Heeft deze ontwikkeling ook consequenties voor de samenwerking in de CRW? Willem: “In die nieuwe crisisstructuur is een aantal zaken naar landelijk niveau gebracht. Dat geeft meer ruimte voor bundeling van krachten en specialisaties en een hoger rendement. Er blijft een accountmanager in de regio die inventariseert wat nodig is en die dit bij de landelijke afdeling inbrengt. Die accountmanager doet minder zelf en zal het elders moeten ophalen. Deze verandering is overigens geen bezuiniging geweest. Op het gebied van bijvoorbeeld planvorming, crisiscommunicatie, informatiedeling, vakbekwaamheid en evaluatie zijn naar mijn idee forse stappen gezet. Deze verandering heeft tijd nodig. Een mogelijk risico is dat de regionale kennis en de kleinschalige contacten wat ‘dunner’ worden.” Willem wil zijn opvolger graag wijzen op het belang van de CRW. Willem heeft van de kant van de CRW altijd een uitgestoken hand ervaren en hij vertrouwt erop dat die er zal blijven.
Ogenschijnlijke botheid
Willem leverde jarenlang belangrijke bijdragen aan het opstellen en uitdragen van de afspraken rond de incidentbestrijding op de Waddenzee. Hoe houdt de CRW volgens hem het netwerk betrokken bij deze afspraken? Want bij het incident met de MSC Zoe is de kracht van het netwerk immers van groot belang gebleken. “Frappez toujours: blijf aandacht vragen voor het taakveld! Betrokkenheid in crisismanagement is een eerste vereiste voor alle partijen. Dat is de basis voor alle acties, procedures, enzovoort.”
Terugkijkend op de laatste decennia met betrekking tot incidentbestrijding op de Waddenzee zegt Willem: “Toen ik vanuit de meer beleidsmatige hoek begon in de crisisbeheersing, was ik verbouwereerd door de ogenschijnlijke botheid in de wereld van de crisisbeheersing. Geen gedoe met coördinatoren, aftasten van mogelijkheden, politieke voorzichtigheid. De lijn was: ‘Wie is hier verantwoordelijk? Die persoon willen we hier aan tafel.’ Dat bleek echter bijzonder verhelderend te werken en ik ben daar dan ook groot fan van geworden. Daarbij was en is er ook wel vertrouwen in de positie die je soms moet innemen; relatief open zijn is dan een groot goed. Als daar de klad in komt, bijvoorbeeld door politieke spelletjes als duiken voor je eigen verantwoordelijkheid, eindeloos hakketakken of zuigen, dan raak je elkaar kwijt. Dus: koester die ‘Hollandse’ aanpak van samenwerken!” |
|
|
|